Van Ginkel is echter - zoals Anet Bleich in haar recensie in de Volkskrant opmerkte - de eerste die de verschuivingen in wat hij het 'herdenkingstheater' noemt, systematisch op een rijtje heeft gezet.
Vlak na 1945 domineerde het grote verzetsverhaal, dat niet strookte met de feiten. Immers, slechts weinig Nederlanders hebben daadwerkelijk verzet gepleegd, terwijl de grote massa passief bleef en probeerde de bezettingsjaren heelhuids door te komen. In de jaren zestig en zeventig - met name na verschijning van Pressers boek Ondergang - kwam het accent te liggen op de slachtoffers: joden, later ook roma, sinti, homo's. Jehova's en andere groepen. Anno 2011 spreek Van Ginkel van een 'slachtoffercultus', waarbij voor elke (sub)groep(je) een nieuw monument moet komen.
.
Zelf was ik op 4 mei op vakantie in Italie. Daar doen ze niet aan twee minuten stilte. Daarom heb ik zachtjes in mijzelf Het carillon opgezegd, het mooiste gedicht dat ik ken over Nederland tijdens de bezetting. Het stamt uit 1941 en werd (waarschijnlijk in Leiden) geschreven door dichteres Ida Gerhardt (1905-1997):
Ik zag de mensen in de straten,
hun armoe en hun grauw gezicht
toen streek er over de gelaten
een luisteren, een vleug van licht.
Want boven in de klokketoren
na ’t donker-bronzen urenslaan
ving, over heel de stad te horen,
de beiaardier te spelen aan.
Valerius : - een statig zingen
waarin de zware klok bewoog,
doorstrooid van lichter sprankelingen,
‘Wij slaan het oog tot U omhoog.’
En één tussen de naamloos velen,
gedrongen aan de huizenkant
stond ik te luistr’en naar dit spelen
dat zong van mijn geschonden land.
Dit sprakeloze samenkomen
en Hollands licht over de stad –
Nooit heb ik wat ons werd ontnomen
zo bitter, bitter liefgehad.