Als de opkomst bij verkiezingen een graadmeter is voor het vertrouwen van mensen in de politiek, dan is het met dat vertrouwen slecht gesteld. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 18 maart 2014 ging slechts 53% van de kiesgerechtigden stemmen en voor de Europese verkiezingen straks op 22 mei wordt een zelfde dramatisch lage opkomst gevreesd.
Na de lokale verkiezingen in maart sprak menig politicoloog zijn of haar bezorgdheid uit over de bedreigde democratie. Gerrit Voerman bijvoorbeeld, directeur van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, stelde dat door de lage opkomst bij verkiezingen draagvlak en legitimiteit van de gekozen organen in het gedrang komen.* Anderen wezen op het dalend aantal leden van politiek partijen en de kleine verschillen tussen de partijen, waardoor de vraag rijst of er nog iets te kiezen valt.
Sinds kort klinkt echter een fris tegengeluid in de vorm van het boek Wankele democratie: heeft de democratie haar beste tijd gehad?**, geschreven door Jacques Thomassen, emeritus -hoogleraar PolitiekeWetenschappen aan de Universiteit Twente, Rudy Andeweg, hoogleraar empirische politicologie aan de Unversiteit Leiden en Caroline van Ham, postdoctoraal onderzoeker aan de Universiteit Twente.
Niks geen legitimiteitscrisis is kortgezegd hun boodschap. De opkomst vertoont inderdaad een dalende trend als je alle verkiezingen bekijkt (gemeente, provincie, nationaal en Europa), maar bij verkiezingen voor de Tweede Kamer is die trend er niet. Na de afschaffing van de opkomstplicht was de opkomst in 1972 80% en dat cijfer schommelt na ruim 40 jaar nog steeds rond de 75-85%.
Het aantal leden van politieke partijen was ten tijde van de verzuiling meer dan 700.000. In de jaren zestig daalde dit naar 300.000, maar is sinds die tijd ongeveer gelijk gebleven (wel - geeft men toe - met een toenemende bevolking!)
En met de tevredenheid van Nederlanders over hun democratie zit het ook wel snor. Volgens de Eurobarometer, die het functioneren van de democratie in Europa onderzoekt, is 75% van de Nederlandse bevolking tevreden. Daarmee vormt Nederland samen met Scandinavie de top in Europa. Engeland, Frankrijk, Duitsland en Belgie zitten op 60%, terwijl de tevredenheid in Zuid-Europese landen zich tussen 10 en 30% bevindt.
De auteurs signaleren wel problemen, zoals volatiliteit en versnippering. Volatiliteit is het (toegenomen) aantal stemmers dat per verkiezing van partij wisselt. Met versnippering wordt bedoeld dat voorheen drie grote partijen het overgrote deel van de stemmen binnenhaalden, terwijl dat nu alleen nog middelgrote partijen zijn. Maar met de legitimiteit van ons stelsel is - nog steeds volgens Thomassen cs - geen probleem.
Hierbij een aantal titels, waarbij niet de Nederlandse democratie maar die van Europa het onderwerp van onderzoek is.
Twee zijn door de Bushuisbibliotheek als eBook aangeschaft, een (dat van Wolff) is in bestelling als gedrukt boek.
Sandra Kröger & D. Friedrich (2012), The challenge of democratic representation in the European Union. Palgrave MacMillan.
Zie www.uba.uva> Zoeken in de Catalogus
http://permalink.opc.uva.nl/item/003476100
Corinna Wolff (2013), Functional representation and democracy in the European union. Colchester: ECPR Press.
Sandra Kröger & O. Abingdon (2014), Political representation in the European union: still democratic in times of crisis? New York: Routledge
http://permalink.opc.uva.nl/item/003487889
* Volkskrant, d.d.20-3-2014
** Binnenkort beschikbaar bij de Bushuisbibliotheek